18 maanden oud

      Reacties uitgeschakeld voor 18 maanden oud

S. en ik gaan fietsen. Het is mooi weer. We gaan naar de polder. Ik in de hoop om kieviten te zien, S. in de hoop paarden en een tractor te zien (zo blijkt als we onderweg zijn). De tractor die langsrijdt vindt ze fantastisch, de boer zwaait lachend naar haar. Ondertussen blijft ze maar ‘ait!’ roepen, wat paard betekent (of geit, afhankelijk van de context) en paard gebaren. Maar er zijn geen paarden, er zijn vooral veel schapen. En wat kieviten en scholeksters en kwikstaarten. Minder dan ik had gehoopt, maar ze zijn er in elk geval, en S. ziet ze en bekijkt ze geïnteresseerd.
Er klinkt ook een hoop gekwaak, waar ik S. attent op maak. ‘Kikkers! Hoor je ze? Kwáák, kwáák!’
S. hoort ze. ‘Kwaak, kwaak!’ roept ze.
‘Ja, kikkers’, zeg ik.
‘Waar?’ vraagt S. Ze kijkt zoekend om zich heen, haar handen omhooggeheven.

Ik realiseer me ineens dat S. geen idee heeft hoe groot een kikker is. Wat haar betreft, kan een kikker even groot zijn als een gans, of een lammetje, of een paard. Weet zij veel, ze kent ze alleen uit boeken. En nu hoort ze dat ze er zijn, maar ziet ze ze niet. Dat is onbegrijpelijk voor haar en dat is logisch, maar tegelijkertijd ook onwijs grappig.