D. vindt het verschrikkelijk in het ziekenhuis. Ze is echt heel zielig, wil niet spelen, niet slapen, niet eten, niks, alleen wat klagelijk jammeren. N. bingewatchet TikTak met haar, sust haar in slaap, geeft haar extra borstvoeding. Ik race heen en weer tussen het ziekenhuis en thuis. Er zijn heel veel medische personeelsleden en op een gegeven moment haal ik ze allemaal door elkaar. S. speelt in de Ronald MacDonald-huiskamer en krijgt bij de lunch een smoothie, we proberen het voor haar zo fijn mogelijk te maken. Voor D. is daar geen beginnen aan. Iemand kijkt mee met het eten, prompt eet ze wel wat stukjes brood zonder zo gek te hoesten en kokhalzen wat ze daarvoor (en daarna…) steeds doet. Dus mogen we naar huis. Dat is aan de ene kant natuurlijk hartstikke goed nieuws en aan de andere kant ook beangstigend. Wat als het weer mis gaat, wat als het toch niet goed gaat met haar? Maar gelukkig krabbelt ze steeds verder op. Ze vindt het fijn om thuis te zijn, ook al is ze nog steeds heel erg moe en heeft ze last van haar keel (van het beademingsbuisje, bedenk ik, al hebben de verpleegkundigen die optie niet genoemd). Ze begint weer wat te spelen, te lachen. En nog een dag later alweer wat meer, en nog een dag later begint ze ook weer te boeven als vanouds. De angst dat het weer terugkomt blijft. Ik zal zo blij zijn als beide kinderen zes jaar zijn. En ik hoop dat ze geen epilepsie ontwikkelen. Daar is bij een atypische koortsstuip meer kans op, maar wat zegt dat? Niks. We moeten gewoon afwachten. 112 bellen als het weer mis gaat. Heel veel van onze kinderen houden.
Een paar dagen later bel ik nog de huisartsenpost, omdat D. toch weer twee keer heeft overgegeven. Daar vinden ze het goed dat ik bel, maar denken ze ook dat er geen reden tot zorg is. Waarschijnlijk heeft ze inderdaad last van de ‘tube’ die ze gehad heeft. Daar vertrouwen we dan maar op. Nu met het coronavirus maakt met name N. zich nog extra zorgen over of het nog een keer gebeurt. En dat er dan geen bedden zullen zijn op de intensive care en ze niet geholpen kan worden. Dat is inderdaad een eng idee. Verder is D. ineens als een malle aan het gebaren. In het ziekenhuis deed ze ineens al ‘aap’, maar ze kan ook paard, varken, krokodil, vogel, de hele dierentuin/boerderij doet ze. Allemaal door de boekjes die we met haar lezen, dat vindt ze ineens hartstikke leuk. ‘Waar is Dribbel’ is de grote favoriet.