S. 4,5 (juli en augustus)

      Reacties uitgeschakeld voor S. 4,5 (juli en augustus)

Op vakantie zeurt S. heel wat af, want ze wil gewoon alles en wel nu. Er is ook zo veel te doen! Speeltuinen, binnenspeeltuin, ijsjes eten, aan de minigolf komt ze nog niet eens toe. De skelters lijken haar ook heel leuk en daarbij heeft ze geluk, want we gaan naar Museum de Locht en daar zijn ineens ook skelters waar ze mee kan spelen. Dus oké, ze zeurt, maar dat komt gewoon omdat het allemaal zo leuk is. Alleen het slapen vindt ze niet leuk, dat vindt ze te spannend, maar ze doet het toch maar mooi, en dat vind ik wel heel knap want het is behoorlijk donker in haar kamertje. In de ochtend leest ze steeds in haar avi-startboekje, vanaf 7:00 doet ze haar leeslampje aan en dan hoor ik weer: ‘p…i…p… e..n… k…i…t, pip en kit…’. Het is een goede vakantie.

S., één dag na thuiskomst: ‘Ik verveel me! Mama, weet jij nog dat je zei dat als ik me verveelde, dat ik dan bij Milan mag spelen?’ We moeten nog vijf weken hè… Een dag later verzucht ze dat vakantie helemaal niet leuk is, omdat je dan niet naar school mag. Arm kind.

We proberen elke week met S. te oefenen op de fiets. Het fietsen zelf gaat goed, maar ze moet natuurlijk ook leren deel te nemen aan het verkeer. Dat je rechts moet houden bijvoorbeeld, en wat haaientanden zijn, en wanneer mensen voorrang hebben, en dat als er een fietspad is dat je dan daar op moet fietsen, enzovoorts. Dat is nog een hele klus. De bso is hier nog geen tien minuten fietsen vandaan, en toch botste S. op me, fietste ze ineens de linker- in plaats van rechterweg in, schoot ze ineens een straat over zonder te kijken of er dat kon en zonder dat dat de bedoeling was en kwam ze bijna onder een auto omdat zowel zij als die auto niet goed rechts aan het houden waren. Maar goed, daarom oefenen we natuurlijk. Ik ben in elk geval wel zo ver nu dat ik dan ook op de fiets zit, N. vindt dat nog erg spannend, maar mijn doel is dat ze na de vakantie in staat is om zelf naar school te fietsen. We zullen zien of dat lukt, en of dat dan handig is, maar ik vind het zelf niet fijn meer om met S. achterop te fietsen. Ze wordt zo groot!

Ik: ‘Ik ga vanavond zwemmen. Ik zag al die mensen op de Olympische Spelen en toen dacht ik: ‘Dat wil ik ook!’
S.: ‘Kom je dan ook op tv?’