‘Die ene vrouw die in oktober op de wachtlijst is gekomen, is nu aan de beurt’, vertelt N. bij het avondeten.
Prompt krijg ik maagpijn. ‘Maar dan zijn wij ook bijna aan de beurt!’
‘Nou ja, in december gebeurt er vast niets, dus ik weet niet hoor.’
‘Maar wij waren in november.’
‘Ja, dus het begint op te schieten.’ N. eet tevreden verder.
Ik ben bang. De wachtlijst is voor mij steeds behoorlijk abstract gebleven, maar nu word ik er ineens mee geconfronteerd dat het wel degelijk een concreet gevolg zal hebben. Er zal een brief komen. We zullen op gesprek gaan en proberen om een kind te krijgen. Waarom ook alweer? Ons leven is toch best leuk zo? En zijn we niet nu al drukker dan goed voor ons is?
De rest van de avond lukt het me niet om de paniek echt van me af te schudden.
Een paar maanden later. ‘Ik dacht dat het misschien De Brief zou zijn’, zeg ik. Vluchtig scan ik de brief van de ANWB door, peuter het pasje ervan af en stop het in mijn portemonnee.
‘Nee’, zegt N. ‘Was het maar waar.’
‘Ja’, zucht ik. ‘Wanneer komt ie nou? Straks zijn ze ons vergeten. Die vrouw die in oktober op de wachtlijst stond, was allang aan de beurt!’
‘Ja… Zou ik moeten bellen?’
‘Misschien.’
Elke ochtend op de fiets denk ik: Zou vandaag dan toch De Brief komen? En elke avond ben ik teleurgesteld als dat niet zo blijkt te zijn.
Een paar dagen later. Ik heb een trainingsdag op mijn werk. Heel de dag houd ik mij bezig met het maken van sjablonen in het zaaksysteem dat we willen gaan implementeren. Het is leuk. Maar ook vermoeiend, en de gedachte dat er in de tussentijd zo veel werk blijft liggen, en dat ik ook nog aan de eindopdracht voor mijn opleiding moet werken, maakt me gestrest. Aan het einde van de dag open ik mijn persoonlijke mail om nog even een mailtje te sturen aan de docenten van mijn opleiding. Die hebben namelijk bedacht dat de eindopdracht in tweetallen moet, maar er niet bij verteld hoe je handig een project bij een organisatie kan uitvoeren als een van de twee fulltime bij een andere organisatie werkt. Ik weet al precies wat ik ga mailen, maar zie dan dat N. mij gemaild heeft: ‘De Brief is onderweg!!!’ Snel scan ik de mail, waarin ze verslag doet van het telefoongesprek dat ze gevoerd heeft. Ik ga terug naar de eerste zin. De Brief is onderweg.
Ik kan alleen nog maar grijnzen. De mail die ik wilde versturen, lijkt ineens niet zo belangrijk meer. De Brief is onderweg!!!