‘Wie van jullie wil als eerst zwanger worden?’ vraagt de vrouw in het ziekenhuis.
Als eerst, alsof we zouden eindigen met meerdere kinderen. Alsof één kind niet al onvoorstelbaar genoeg zou zijn.
Als eerst, alsof het een optie is dat ik ooit zwanger zou worden. Als ze mijn gewicht geweten had, had ze het waarschijnlijk niet eens gevraagd. Puur praktisch gezien is het volkomen voor de hand liggend dat N. degene is die gaat proberen om zwanger te worden.
Los daarvan is N. ook degene die zwanger zou willen zijn. Ik heb die wens absoluut niet en besef dat ik op een bepaalde manier in een luxepositie zit: ik kan de kinderwens loskoppelen van een zwangerschapswens. Dat kunnen vrouwen in een doorsnee hetero-relatie niet. Als zij een kind willen, spreekt het voor zich dat zij zwanger zullen proberen worden. Tegelijkertijd is het allesbehalve een luxepositie, want het betekent wel dat mijn kind biologisch niet van mij zal zijn. Niet dat ik vind dat mijn genen zo fantastisch zijn dat ze dringend moeten worden overgedragen op volgende generaties, maar de band tussen mijn kind en mij zal minder vanzelfsprekend zijn dan bij andere ouders. Er zullen geen gesprekken mogelijk zijn als: ‘Hé, jouw neus lijkt precies op die van mij’. Gesprekken die, als je erop gaat letten, ongelooflijk vaak gevoerd worden.
Voordat we in het ziekenhuis terecht kunnen, hebben we eerst een afspraak bij de huisarts om ons door te laten verwijzen. Je kunt niet zomaar bij het ziekenhuis aankloppen, eerst moet er een verwijzing komen van de dokter dat het je niet zonder het ziekenhuis zal lukken om zwanger te worden. In ons geval is het overduidelijk dat het ons zonder hulp niet gaat lukken om een kind te krijgen (hoe mooi dat ook zou zijn). Dus we gaan braaf naar de dokter, die het allemaal reuze-fascinerend vindt en driftig in haar computer probeert op te zoeken hoe ze die verwijzing moet maken. ‘Impotentie, nee, dat is het ook niet helemaal’, horen we haar mompelen. Uiteindelijk lopen we toch met de verwijzing de deur uit.
In het ziekenhuis hebben we eerst nog een afspraak bij iemand die helemaal niets blijkt te doen met vrouwenstellen met een kinderwens, dus dat schiet lekker op. Een volgende afspraak kan uiteraard pas weer over een aantal weken worden gemaakt, dus het duurt even voordat we tegenover de juiste arts zitten. Ze ondervraagt N. over welke ziektes en dergelijke in haar familie voorkomen en informeert ons over het traject. De wachtlijst is op dat moment ongeveer anderhalf jaar. Het is dus maar goed dat we niet gewacht hebben totdat we echt al een direct een kind zouden willen, want alleen al op de wachtlijst komen, blijkt een aantal maanden te duren…