15 weken zwanger

      Reacties uitgeschakeld voor 15 weken zwanger

Op het personeelsfeest praat ik met collega’s Henk en Marc. Marc vraagt hoe we het beslist hebben dat N. zwanger zou proberen worden. Ik vertel over dat het geen moeilijke beslissing is geweest, dat het bijna vanzelfsprekend was. En dat het thema voor mij nu sowieso helemaal niet meer speelt, omdat het gewoon een gegeven is: N. is zwanger, wij krijgen een kind. Dat is al genoeg om over na te denken. Ik zeg dat de enige momenten waarop ik nu soms denk dat ik liever zwanger zou willen zijn, zich voordoen als N. ergens last van heeft. Omdat ik haar dan zou willen helpen, meer zou willen doen. Voor Henk en Marc herkenbaar.
‘Ja, je staat toch een beetje aan de zijlijn,’ zeggen ze.
En ik zeg: ‘Ja, dat is zo.’
En dat het zo wonderlijk en magisch is, een zwangere vrouw. We zijn het erg eens met elkaar.

Op de zaterdag ben ik bij mijn moeder. Ik ben moe. De dag ervoor heb ik een afschuwelijke dag gehad op mijn werk en de dag dáárvoor was ik vreselijk laat thuis vanwege het personeelsfeest.
‘Iedereen vraagt alleen maar hoe het met N. gaat,’ zeg ik. ‘Terwijl ik óók moe ben.’
‘Tsja’, zegt mijn moeder. ‘Wen er maar vast aan, dat zal wel zo blijven. Jij hebt toch de vaderrol.’
Ik reageer niet. Ik vind het stom om dat zo te zeggen.
Daarna denk ik aan het gesprek met Marc en Henk. Zou het dan toch waar zijn? Of kunnen we er ook op een andere manier naar kijken? Dat we de tegenstelling tussen man en vrouw niet centraal zetten, maar de tegenstelling tussen degene die zwanger is en degene die niet zwanger is, dat dát het verschil is waar het om draait? Maar dat is te ingewikkeld voor de gemiddelde mens, dus word ik plots als een soort vader beschouwd. Wat ik blijkbaar soms wel en soms ook helemaal niet prettig vind.

12 weken zwanger

      Reacties uitgeschakeld voor 12 weken zwanger

Tijd om op mijn werk te vertellen dat we een kind verwachten. E. is niet het soort Hoofd dat vindt dat werknemers vooral goed en hard en veel moeten kunnen werken en waarbij het dus vooral irritant is als ze kinderen krijgen, omdat ze dan extra verlof krijgen en voortdurend vermoeid op hun werk verschijnen. E. is meer het soort Hoofd dat dolblij is als haar werknemers kinderen krijgen: ‘Hoera, een baby op de afdeling.’ Helaas heeft ze vooral medewerkers met oudere kinderen of piepjonge medewerkers in dienst, dus veel baby’s zijn er niet.
‘Ik zal C. mailen en dan kan ik maandag beginnen met het aan de rest te vertellen’, zeg ik.
Dat vindt E. een goed plan. We ronden ons overleg af.
Even later komt ze naar me toe met een enórm boeket. ‘Geef dat maar aan N.’, zegt ze, om me dan ineens echt te feliciteren, met zoenen en al.
‘Bedankt,’ stamel ik. Hoe krijg ik dit in hemelsnaam mee naar huis, vraag ik me af.
‘Ja, leg dat maar eens uit aan de collega’s’, lacht E.
Eeh ja. Inderdaad. Uiteindelijk probeer ik onopvallend het pand te verlaten. Dat lukt natuurlijk niet, met een bos bloemen dat boven je hoofd uitsteekt.
‘Hé bloemen!’ roept collega B uit.
‘Ja,’ zeg ik, terwijl ik verder loop.
‘Eeeh gefeliciteerd?’
‘Dankjewel.’ En weg ben ik. Arme B.

De bloemen zijn behoorlijk zwaar. En ik moet ook nog eens omlopen, want vanwege de Dodenherdenking is de Dam afgesloten. In de trein is het razend druk. Ik klem het boeket tussen mijn benen en wilde dat ik in elk geval mijn boek nog had kunnen pakken, maar mijn tas staat op de grond en hindert de man naast me vreselijk, dus dat is uitgesloten. Op de fiets hang ik het boeket aan mijn stuur, met het gevaar dat het tussen mijn spaken terechtkomt. Maar uiteindelijk ben ik thuis en kan ik het boeket in de handen van N. duwen. ‘E. zei dat ik je deze moest geven.’
De volgende dag heb ik overal spierpijn.

11 weken zwanger

      Reacties uitgeschakeld voor 11 weken zwanger

Intake bij de verloskundige. Ik ben vrij deze week en juist daardoor is er extra tijd om me zenuwachtig te maken. Wat als het nu toch niet goed blijkt te zijn, terwijl we net allerlei mensen het nieuws al verteld hebben?
Bij de verloskundige worden eerst de bloeduitslagen besproken. Dat is tergend, maar tegelijkertijd ook geruststellend: je gaat niet rustig de bloeduitslagen doornemen als je denkt dat er gerede kans is dat er iets mis is met de zwangerschap. Uiteindelijk gaan we naar een apart kamertje voor de echo. Al snel is het kind weer volop in beeld, en wat is het al gegroeid! Wat eerst een soort uitstulpinkjes waren, zijn nu al echte ledematen, met zelfs al handen en voeten. Het kindje had al hersenen, maar heeft nu ook een neusbotje, en het hartje klopt nog steeds precies zoals het hoort. Helemaal opgelucht en ontspannen zit ik daarna bij de verloskundige, die nu uitgebreid de medische geschiedenis van N. en haar familie doorneemt. Normaal vraagt ze ook naar die van de partner, maar dat hoeft bij ons natuurlijk niet. Het enige wat wij weten, is dat de donor de keuring van het ziekenhuis doorstaan heeft, dus al te erge erfelijke ziektes zal de donor wel niet hebben. En wat ik allemaal heb, is eigenlijk niet van belang. De enige vragen voor mij zijn in het algemeen of ik gezond ben (ik zeg: ‘ja’, en in het dossier komt te staan: ‘M. is gezond’, wat mij plotseling nogal kort door de bocht lijkt, maar je gaat ook niet zeggen: ‘M. heeft eigenlijk nooit wat maar altijd wel een hoop kleine kwaaltjes zoals last van haar nek, jeuk aan haar buik en plotselinge huidpijn’, bovendien is dat van geen belang of ik wel of niet het kind zal kunnen verzorgen – hoop ik), en of ik rook. Of ik drugs gebruik, vraagt ze niet, terwijl dat wel op het formulier staat. Blijkbaar is het wel duidelijk dat ik dat niet doe. En o ja, of het mijn eerste kind is, maar ze vult dat al in nog voordat ik antwoord heb gegeven, alsof ze zich niet kan voorstellen dat het anders zou zijn. Nou ja, zo gek is dat niet, ik kan me al niet voorstellen dat ik nu een kind krijg, laat staan dat ik al een kind had gehád.
Net zo voortvarend is ze als ze bij het invullen van N.’s vragen (niet onder behandeling van een specialist, nooit een operatie gehad) concludeert dat ze geen bloedtransfusie gehad zal hebben, terwijl ze dat nu precies wél gehad heeft… Het is een uitputtende vragenlijst, en daarnaast geeft ze N. en mij nog allerlei informatie over wat N. wel en niet mag eten (geen softijs?!), hoe het zit met de verflucht (niet zelf schilderen) en of we al weten of we de combinatietest willen laten doen. Dat weten we, we hebben besloten om dat niet te doen. Het blijft een kansberekening, en bovendien zou het voor ons toch geen optie zijn om abortus te plegen en zijn er zo ontzettend veel dingen die mis kunnen gaan en zijn en met zo’n combinatietest spoor je er slechts drie van op. Het geeft verder geen enkele garantie en zal ons dan ook weinig opluchting geven, zo verwachten we, maar wel stress omdat je dan weer nieuwe afspraken hebt en gedoe, en we zijn wel even klaar met al dat gedoe. Nu pas weer over vier weken een nieuwe afspraak bij de verloskundige!

In de dagen daarna dringt het langzaam tot me door dat het écht is. Ik heb het zo lang niet durven geloven, ik durfde almaar niet blij te zijn omdat ik dacht: misschien gaat het mis, je weet het niet, er kan zo veel gebeuren. En natuurlijk denk ik dat nog steeds, maar de overheersende gedachte is nu toch eerder: we krijgen een kind. En daaropvolgend: o jee!
Ja, ik geloof nu wel dat we een kind krijgen, maar echt gewend aan het idee ben ik toch nog niet. Ik voel een soort verplichting om onvoorwaardelijk blij te zijn, maar zo werkt het natuurlijk niet en dat hoeft ook niet. Ik mag best onzeker zijn en bang voor alle veranderingen, dat wil niet zeggen dat ik meteen ondankbaar ben. Wat helpt, is dingen regelen, dingen doen. Alvast wat kleertjes kopen op de vrijmarkt. Een kinderdagopvang mailen. Boeken weggooien om plaats te maken.

8 weken zwanger

      Reacties uitgeschakeld voor 8 weken zwanger

Megadruk op mijn werk. Vanuit mijn werk reis ik naar het ziekenhuis voor de echo. Op het station kom ik mijn collega G. tegen. G. is zwanger. G. is tevens de enige collega die weet van onze kinderplannen. Ik zeg: ‘Een collega van mij is ook zwanger, die gaat ook al bijna met verlof.’
Ze verstaat het verkeerd en zegt: ‘Wat, is N. zwanger?’
‘Dat is niet wat ik zei’, zeg ik. Maar ik denk: ja! ja!

In de wachtkamer van het ziekenhuis kan ik alleen maar denken aan wat ik die ochtend heb gedaan, wat ik had moeten doen die middag en wat ik allemaal zal moeten doen de volgende dagen. Ik ben niet eens echt zenuwachtig voor de echo.
We moeten lang wachten. Waarschijnlijk voert ze nu met degene voor ons een slechtnieuwsgesprek. Die gedachte zorgt ervoor dat ik toch wat zenuwachtig word. Geen maagpijn dit keer, maar vooral het overheersende idee dat we nú aan de beurt moeten zijn, dat we nú meer duidelijkheid nodig hebben. Die duidelijkheid komt al snel als de echo eenmaal wordt gemaakt. N. ligt nog maar nauwelijks of de mevrouw van het ziekenhuis roept triomfantelijk dat ze het kindje ziet en dat het hartje klopt. Hoera!
Het duurt nog tot we thuis zijn eer ik alle werkgerelateerde dingen uit mijn hoofd kan zetten en er pas echt wat emoties komen. Blijheid. Ja. Acht weken zwanger en tot nu toe gaat alles goed!

Tijd om het aan de moeders te vertellen.

‘We hebben een cadeautje voor je’, zeg ik.
‘Waarom dan?’ vraagt mijn moeder. ‘Hoezo een cadeau, waarvoor is dat dan, voor welke gelegenheid? Ik heb helemaal niet mijn feestkleren aan, ik wist niet dat ik een cadeau zou krijgen.’
‘Maak nou maar open’, zeggen we.
Mijn moeder maakt het open. Het is een boekje: ‘Ik vind je lief oma’ heet het.
‘Wat leuk’, zegt ze. Ze kijkt nog eens goed. Je ziet hoe haar gezicht verandert, opklaart. ‘Echt waar? O, echt waar N.?’
‘Ja’, glundert N. ‘Echt waar.’
Mijn moeder staat op. ‘O, wat geweldig meid, wat geweldig.’ En ze omhelst ons allebei.
Mijn moeder is blij. Blijer dan ik haar de afgelopen jaren heb gezien. En dat is geweldig.

’s Avonds gaan we naar N’s moeder. We wilden al de vrijdagavond, maar toen was N. broertje er. Op zich niet zo’n probleem, ware het niet dat hij een zware griep te pakken had en dat het ons dus niet zo verstandig leek om in zijn buurt te komen. Maar zondagavond is hij weg, dus dan kunnen we toch nog langskomen.
We zien een fiets staan. Het blijkt de fiets van de broer van de man van N.’s moeder te zijn. We kijken hem nog net niet weg, maar het scheelt niet veel. Voor ons gevoel duurt het uren voordat hij besluit op te stappen. N. moeder heeft niets in de gaten en vertelt maar door over alles wat ze dat weekeinde gedaan heeft. Uiteindelijk zegt ze: ‘En mijn vakantieboekje is af, dat moeten jullie nog lezen.’
‘Eigenlijk wilden wij jullie eerst nog wat geven’, zegt N. ‘Een cadeautje.’
‘Wat is het dan?’ vraagt N.’s moeder. ‘Wat is het?’ Ze bevoelt het, maakt het open. ‘Een boekje. Een Nijntje-boekje.’ En dan dringt het tot haar door en feliciteert ze ons en huilt ze en is ze blij.

Het ging precies zoals we dachten, maar dan in het allerpositiefste scenario. En ze hadden het nog totaal niet verwacht. Net zoals wijzelf het nog nauwelijks hadden verwacht. Maar ze zijn onvoorwaardelijk blij en daardoor lukt het ons ook beter om blij te zijn, in plaats van alleen maar gestrest.

De volgende dag komen er schilders waardoor het hele huis naar de verf stinkt en zijn we gestrester dan ooit.

7 weken zwanger

      Reacties uitgeschakeld voor 7 weken zwanger

Nog een week tot de eerste echo, nog een week in onzekerheid. We willen het toch eigenlijk wel graag al aan iemand vertellen. Aan beste vriendin C. dus. Als je iets voor het eerst aan iemand moet vertellen, heb je aan C. een heel geschikte. Omdat ze nooit zal oordelen, omdat ze altijd geneigd is om hetzelfde te vinden als degene met wie ze een gesprek heeft. Dat klinkt negatief, maar dat is het niet. C. heeft de gave om met iedereen goed op te kunnen schieten, er is niemand die ooit zal zeggen dat ‘ie C. niet graag mag, en als dat wel zo zou zijn, dat moet dat wel een enorm onaardig en onsympathiek persoon zijn. C. kan met iedereen bevriend zijn, vandaar dat ze met ons bevriend is. Dus vertellen we het aan C. Nou ja, we hebben bedacht dat we het aan C. gaan vertellen, maar op het moment surprème durven we het nauwelijks, dus duurt het tot aan het dessert voor N. zegt: ‘Zo, zullen we het nu eerst maar vertellen dan?’
‘Wat?’ vraagt C.
‘We krijgen een kindje,’ zegt N.
‘O gefeliciteerd!’ roept Cora. Ze is blij voor ons, maar schakelt ook snel weer over op de orde van de dag. Wat goed is. Want dat we een kind krijgen, is veelomvattend, maar niet per se allesomvattend.

In dezelfde week heb ik een afspraak bij de praktijkondersteuner van de huisarts. Waarvoor ook alweer? O ja, voor problemen die mij eerst fulltime bezig konden houden. Ik kan mij daar op het moment vrij weinig bij voorstellen. Dat komt deels door de hulp van de praktijkondersteuner, maar deels ook niet.
‘Hoe gaat het?’ vraagt ze.
‘Goed’, zeg ik, en ik vertel over de afgelopen tijd, waarom het goed gaat.
‘En N.? Merkt die ook verschil?’
Ik kan het niet helpen, maar ik grijns.
‘Wat is er?’
‘N. is zwanger!’ flap ik eruit.
‘O! Dus jullie worden moeders’, concludeert de praktijkondersteuner.
‘Ja’, zeg ik. ‘We worden moeders.’
Ik blijf grijnzen.

Tot zover het ‘we wachten tot de eerste echo tot we het aan iemand vertellen’…

5 weken zwanger

      Reacties uitgeschakeld voor 5 weken zwanger

‘Ik ruik iets geks’, zegt K., mijn zwangere collega.
‘Ik ook’, zeg ik. We zitten te lunchen, dus het is niet zo vreemd dat we iets ruiken, maar dit ruikt niet naar eten, maar naar… gas misschien?
‘Wat eet jij?’ ondervraagt K. beurtelings elke collega. ‘En jij E., wat eet jij?’
‘Een heerlijk broodje rosbief’, zegt E..
‘Truffel kan ook naar gas ruiken’, merkt B. op.
‘Dat zou kunnen’, zegt E. ‘Want hier zat ook een beetje truffel op.’
‘Dan is dat het’, zegt K. tevreden. ‘Ik ruik echt zo veel meer nu ik zwanger ben.’
‘Maar jij rook het ook’, merkt ze vervolgens op.
‘Ja M.’, zegt B. ‘Heb je ons iets te vertellen of zo?’
‘Nee nee!’ zeg ik. En ik denk: jullie moesten eens weten!

Het is alsof mijn leven ineens uit twee delen bestaat. Het gewone leven, waarin ik werk en over koetjes en kalfjes praat met familie en vrienden, en het leven thuis en in mijn gedachtes, waarin het alleen maar over De Zwangerschap gaat. Je denkt dat je negen maanden de tijd hebt om je voor te bereiden, maar dat is dus niet zo. Ten eerste weet je eerst niet of je zwanger bent, ten tweede beginnen ze al te tellen vanaf de laatste menstruatie. Dus eigenlijk zijn het maar acht maanden. En sowieso kun je je nu alsnog nog niet voorbereiden, want je weet nog niet of het ‘blijft plakken’, zoals dat op de fora genoemd wordt. Het enige wat N. nu kan doen, is allerlei dingen niet eten en zwangerschapsvitamines slikken. We begrijpen ineens waarom mensen vaak zo absurd vroeg al vertellen dat ze een kind krijgen, waarom ze dat zo graag willen delen. Dat is niet omdat ze erop vertrouwen dat het allemaal wel goed zal gaan, maar juist omdat de onzekerheid over of het allemaal goed blijft gaan zo groot is, bijna te groot om met z’n tweeën te dragen. Maar we willen in elk geval de eerste echo afwachten, die in ons geval gelukkig relatief snel is omdat die in het ziekenhuis is bij 8 weken zwangerschap.

De verbijstering en het ongeloof over dat N. zwanger zou zijn, slaat langzaam om. Het idee dat N. niet (meer) zwanger zou zijn, begin ik langzaamaan juist steeds onvoorstelbaarder te vinden. Maar erop vertrouwen dat alles goed zal blijven gaan, dat we daadwerkelijk een kindje zullen krijgen, durf ik niet. En ik betwijfel of die ene echo daar verandering in gaat brengen.

Dag 16

      Reacties uitgeschakeld voor Dag 16

We zetten de wekker extra vroeg. Van tevoren dacht ik dat we misschien eerder al wakker zouden worden, maar nee. Ik voel me gek. Niet eens echt zenuwachtig, of toch niet op een negatieve manier. Normaal krijg ik maagpijn als ik in de stress zit, maar blijkbaar zit ik nu niet in de stress. N. opent de test en we bestuderen de gebruiksaanwijzing, waarin staat dat je de test ondersteboven moet houden na het testen. Vreemd. Na besloten te hebben dat dat waarschijnlijk alleen geldt voor het moment waarop je het dopje op de test doet, kruipt N. uit bed. Terwijl zij de test doet, trek ik mijn sokken aan en zet mijn bril op.
‘We moeten een minuut wachten,’ zegt N. als ze het toilet uit komt.
‘Oké,’ zeg ik.
‘Tel je?’
‘Nee!’ zeg ik.
We lachen zenuwachtig.
‘Nu is er een minuut voorbij.’ Ik maak een grapje, want er zijn hooguit twintig seconden voorbij, maar N. loopt het toilet weer in om de test te pakken.
‘Er is nog helemaal geen minuut voorbij!’ zeg ik nog, als N. weer terugkomt en zich over de test buigt.
‘Duidelijker kan niet,’ zegt ze.
Ik weet niet hoe ik die woorden moet interpreteren. Is de test nu positief of negatief?
‘Echt een knaltest.’ N. laat me de test zien. ‘Kijk, twee streepjes.’
‘Twee streepjes,’ herhaal ik.
Dat betekent dat ze zwanger is. Hoe kan dat? Het was nog maar de eerste inseminatie, kunnen we echt zo veel geluk hebben? Waar hebben we dat aan verdiend? En ook meteen de gedachte: nu moet het goed blijven gaan, laat het alsjeblieft goed blijven gaan.
‘We moeten er een foto van maken.’ In de test stond dat de uitslag tien minuten betrouwbaar blijft, waardoor in mijn gedachte de twee streepjes slechts tien minuten zichtbaar zullen blijven. Ik weet niet of ik in tien minuten deze uitslag kan gaan geloven.
N. pakt het fototoestel. Haar handen trillen.
Zwanger.
‘Ik ben helemaal niet uitzinnig blij’, merk ik op. ‘Ik weet niet wat ik voel, ik voel helemaal niets.’ Het lukt me niet om blij te zijn. Ik weet ook niet of daar al reden toe is. Een positieve test is een noodzakelijke stap om een kind te krijgen, maar geen garantie dat dat ook daadwerkelijk gaat lukken. Hoe doen andere mensen dat? Vanaf wanneer durven zij blij te zijn? Verbazing is voorlopig nog de hoofdemotie.
‘Ik zag het al meteen,’ vertelt N..
‘Hoezo?’ vraag ik.
‘Nou gewoon, ik zag meteen twee streepjes verschijnen.’
‘Maar dat had je helemaal niet gezegd!’ zeg ik ongelovig. ‘Je hebt mij een minuut laten wachten!’
‘Ik wist het toch niet zeker? En je moest een minuut wachten.’
Argh.

‘Zo’n zwangerschapstest is gewoon nog te pril om meteen echt heel gelukkig te worden,’ zeg ik die avond, als we nog altijd beduusd in bed liggen. ‘Ik zie het meer als je ergens van op de hoogte stellen.’

Poging 1

      Reacties uitgeschakeld voor Poging 1

Voor we het traject startten wist ik het niet, maar naast zwangerschapstesten bestaan er ook ovulatietesten. Die zijn heel belangrijk, want het is de bedoeling dat je zelf erachter komt wanneer de iui het beste kan plaatsvinden, en die testen helpen daar aanzienlijk bij. Als je een positieve test hebt, bel je naar het ziekenhuis en dan kun je de volgende dag terecht. Dat klinkt allemaal heel duidelijk, maar zo duidelijk is het natuurlijk niet, want testen kunnen ook best ‘een beetje positief’ zijn (afhankelijk van welke soort je hebt, of ze een streepje tonen of een smiley) en omdat je dus pas een dag later terechtkunt, probeer je dat ook nog mee te nemen in alle overwegingen over wanneer te testen en wanneer te bellen. Voor je het weet, eindig je met zes verschillende soorten testen, die je allemaal meerdere malen per dag uitvoert. Het is toch een hele verantwoordelijkheid. Als je het niet goed doet, zit je pogingen voor niets te ondernemen. N. kiest voor één soort smiley-test zodat de resultaten in elk geval niet multi-interpretabel zijn.

Natuurlijk is het op een zondag als de test positief aangeeft. Het is nog niet heel lang geleden dat ik om onduidelijke redenen een middag vrij nam voor een privé-afspraak (de intake voor het traject). Ik wil niet dat mijn werk weet dat we hiermee bezig zijn. Het is te privé en bovendien, het kan nog wel een jaar duren voordat N. zwanger is. Of ze wordt (God verhoede) helemaal nooit zwanger, je weet het niet, maar ondertussen weten allerlei andere mensen dan wel dat je een kindje probeert te krijgen en worden er allerlei vragen gesteld waar je op dat moment helemaal niet op zit te wachten. Als ik nu ineens de maandag vrij neem, dan zou dat toch wel wat vragen oproepen. Bovendien: hoe vraag ik überhaupt in een weekeinde vrij voor de volgende dag? Door een sms’je te sturen met: ‘Hey trouwens ik kom morgen niet, is wel goed toch?’ Als het moet, dan moet het, maar echt lekker voel ik me daar toch niet bij. (Ik ben van het soort dat vindt dat je prima kunt gaan werken als je ziek bent, zolang je je maar met behulp van paracetamol naar je werk kan verslepen.)
De vraag is dus: moet het wel? Moet ik hierbij zijn? Helpt het N. als ik hierbij ben, kan ik haar tot steun zijn? We denken erover na en komen tot de pijnlijke conclusie dat dat waarschijnlijk niet zo is.
Er zijn zo veel gevoelens rondom deze iui dat we de eerste dagen daarna vooral daarmee bezig zijn. Dit is de periode dat ik er het verdrietigst om ben dat ik N. niet zwanger kan maken. Dat daarvoor een ziekenhuis nodig is, een iui, wat echt niet niets is. En dan het besef dat pogingen om zwanger te worden bij veel anderen een aangenaam tijdverdrijf is.

Eer dat we alles voor onszelf weer een beetje op een rijtje hebben gezet, zijn we alweer ruim een week verder. De helft van de wachttijd is inmiddels verstreken, en we beginnen vooruit te kijken in plaats van achteruit. Zou de iui gelukt zijn? Elke avond bid ik, vuriger dan ooit. Laat N. zwanger zijn, alsjeblieft. Het lijkt me doodeng om een kind te krijgen, en het zou bizar zijn als het nu ineens al gelukt zou zijn (dat zou betekenen dat ons kindje al in 2016 geboren zou worden!), maar hoe fijn zou het zijn als er maar één poging nodig zou zijn… Nog een paar dagen, en dan kunnen we testen.

Het huis

      Reacties uitgeschakeld voor Het huis

‘Ik vind het niet leuk dat je het steeds over verhuizen hebt’, zegt N. ‘We hebben toch een goed huis?’
Het is waar. We hebben een goed huis. Met een enorme woonkamer, een mooi balkon en op een prachtige locatie. Toch heb ik het vaak over verhuizen. Niet omdat ik verhuizen nu zo’n leuke bezigheid vind, of omdat ik ons huis niet goed vind, maar gewoon, omdat het leuk is om op Funda te kijken en weg te dromen bij mogelijke andere levens die wel of niet binnen ons bereik liggen.
‘Ik zal het er niet meer over hebben’, beloof ik. ‘Maar ik wil wel een lijstje maken met wat ik allemaal wil veranderen in huis.’
Ik maak een lijstje. Er staan dingen op die ik sowieso wil (laten) doen, zoals het ophangen van een brandmelder, en dingen die alleen hoeven als het lukt om een kind te krijgen, zoals een co-sleeper. Een van de dingen waar ik me enorm druk om kan maken, is dat onze slaapkamer te klein is voor een co-sleeper. Waarschijnlijk is er wel een oplossing, en anders zal ons kind meteen in zijn eigen kamer moeten slapen. Want zo veel ruimte is er in ons appartement, dat ons kind ook zijn eigen kamer kan hebben. Geen dringende noodzaak om binnen een paar jaar te verhuizen dus.

Twee weken later. N. ontvangt een e-mail van een vriendin waarin staat dat ze naar een nieuw huis gaan kijken: ‘Met een tuin voor J.’. We funda’en het huis. Het heeft energielabel F en ligt mijlenver van het station. Wel een tuin, dat is waar, en wel zes slaapkamers en een mooie keuken en badkamer.
‘Wij hebben geen tuin’, zegt N. sip. ‘Moet dat denk je?’
‘Nee’, zeg ik. ‘We nemen ons kind gewoon lekker vaak mee naar zijn oma’s, zodat het daar in de tuin kan spelen.’
’s Avonds stel ik een zoekopdracht op Funda in.

De map

      Reacties uitgeschakeld voor De map

Follow my blog with Bloglovin

In de brief staat wanneer we geacht worden te komen. Het is het eigenlijke begin van Het Traject. Hoeveel mensen zouden er op dit moment afhaken omdat tijdens de wachtlijstperiode hun relatie gestrand is? De wachtlijst is immers lang en wordt alleen maar langer (op het moment van schrijven is er zelfs een stop in de aanmeldingen) en in anderhalf jaar tijd kan er een hoop gebeuren.

We kunnen kiezen uit nog geen twintig donoren. Schrikbarend weinig vind ik dat. Logisch dat de wachtlijst zo lang is, als er maar zo weinig mannen genegen zijn om te doneren. Je vraagt natuurlijk ook heel wat van zo iemand, zeker nu het niet meer volledig anoniem kan. De gedachte dat er over twintig jaar ineens tien kinderen op je stoep staan, zal veel mannen met huiver vervullen. Het ironische is dat juist omdat er zo weinig donoren zijn de kans groter is dat je als donor veel biologische kinderen krijgt. Er is wel een vastgesteld maximum van 25 kinderen, en als je wil kun je vast ook zelf een lager maximum hanteren, maar dan nog: als er echt veel beschikbare donoren zouden zijn, zou er helemaal geen wachtlijst hoeven zijn. De laatste jaren is bovendien gebleken dat er in ziekenhuizen niet altijd zorgvuldig gehandeld is, waardoor het imago niet al te best is. Dat is heel vervelend, maar ik hoop dat mensen zich daar niet door zullen laten weerhouden. Het lijkt mij dat er nu zo veel controle is dat er nu zorgvuldiger wordt gehandeld dan ooit. Je kunt zo veel voor mensen betekenen door wél te doneren. Ik ben in elk geval erg dankbaar dat dit mogelijk is, dat er toch in elk geval een aantal donoren beschikbaar zijn!

De gegevens van de donoren zitten in een map. Gewoon zo’n ringband, telkens een A4’tje in een plastic hoesje. We zitten in een apart kamertje en bladeren de map door. Van die krap twintig donoren zijn er een aantal met een Aziatische of Zuid-Amerikaanse achtergrond. Die vallen sowieso af. Eentje (precies degene die qua uiterlijk het meest op mij lijkt, afgaande op de basale kenmerken die je gegeven worden, namelijk lengte, haarkleur en -soort en oogkleur) wil niet doneren aan lesbische vrouwen, dus die valt ook af. Een aantal zijn al gestopt met doneren en een aantal hebben een lage opleiding (waar verder niks mis mee is, maar wat aangezien we zelf allebei hoogopgeleid zijn niet onze voorkeur heeft), dus die vallen ook af. Omdat ik graag een donor zonder bruine ogen wil, omdat ik die zelf ook niet heb, blijven er eigenlijk maar twee donoren over. Je moet er twee kiezen. We zijn dus gauw klaar. Het is zo vreemd, aan de ene kant lijkt het een Heel Belangrijke Beslissing, waar je zorgvuldig over na moet denken enzovoorts, maar aan de andere kant is het overduidelijk wie we moeten kiezen, dus hoe lang moet je daar nu helemaal over nadenken?
Dat is dan weer het voordeel van zo’n beperkt aantal, je bent geen uren bezig met al die profielen door te lezen.