Omdat N. en ik elkaar ontmoetten toen we nog studeerden, was lange tijd ons idee bij kinderen dat we dat ‘later’ wel wilden. De ommekeer kwam toen we de documentaire van Mirella van Markus zagen, ‘Wij willen ook een kind’. Die documentaire gaat over Mirella van Markus en haar vrouw, en over dat zij ook een kind willen. En hoe ze dat dan wilden aanpakken, of het een bekende donor moest zijn die een vaderrol zou gaan vervullen of niet. Ineens beseften we: ‘Wij willen ook een kind.’ En dat als we later een kind wilden, dat het dan nu tijd was om de verschillende opties op een rijtje te zetten.
Gedeelde opvoeding (bijvoorbeeld samen met een homo-stel of een alleenstaande man)
Dat lijkt heel ideaal en ik kan me wel een voorstelling maken van hoe leuk het voor een kind zou kunnen zijn om vier ouders te hebben: twee vaders, twee moeders, en lange zomeravonden waarin je dan allemaal samen gezellig een wijntje drinkt en dat je kind dan een stukje stokbrood roostert boven een kampvuurtje en zo. Maar ik drink geen wijn, en ik houd niet van kamperen en heb de onhebbelijke eigenschap bezoek altijd na een uur weer buiten te willen zetten, omdat ik dan genoeg heb van het sociaal zijn en liever met N. lekker televisie ga kijken. Samen met een ander stel een kind opvoeden, vergt heel veel communicatie en sociaal gedoe, en N. en ik wisten al direct dat dat voor ons nooit zou gaan werken. Daar komt nog bij dat we het risico groot vonden dat ik er maar een beetje bij zou hangen, of althans, dat mensen dat zo zouden zien. Let maar eens op, in tijdschriften als deze ‘bijzondere gezinsconstructie’ besproken wordt, zijn er standaard formuleringen als: ‘Mariska (32) en Johan (40) zijn de biologische ouders van Lucy (1). De ene helft van de week is Lucy bij Johan, de andere helft bij Mariska en Jolanda (35), de partner van Mariska.’ Terwijl Jolanda net zo veel poepluiers verschoont als Mariska, hè.
Het kan ongetwijfeld werken en heel mooi zijn, maar je moet wel ongelooflijk goed met elkaar afspraken maken en voortdurend alles overleggen en het met elkaar eens zijn. En dan heb ik het nog niet eens over het horrorscenario dat dat andere stel uit elkaar zou gaan waardoor je kind ineens drie woonadressen heeft.
Bekende donor zonder vaderrol
Hiervoor geldt ook dat je dan wel eerst een geschikte donor moet zien te vinden. Dat geldt overigens ook voor de vorige optie, zie maar eens een stel te vinden waar het zodanig mee klikt dat je zo’n avontuur aandurft. Je moet wel zeker weten dat je een betrouwbare donor hebt, want ook al ga je natuurlijk in de weer met contracten en handtekeningen enzovoorts, je weet toch nooit zeker of iemand zich bedenkt en ineens wél een vaderrol op zich zou willen nemen, ‘want het is toch ook mijn kind’. Als je iemand in je omgeving hebt en waarvan je weet dat je diegene kunt vertrouwen, een leuke broer zonder kinderwens bijvoorbeeld, dan kan dit (net zoals de vorige optie) een goede optie zijn. Maar wij hadden zo iemand niet, dus voor ons was dit geen optie.
Een volledig onbekende donor
Dit mag in Nederland niet meer sinds een aantal jaar, dus voor deze optie zou je moeten uitwijken naar Denemarken (of België). Hadden wij geen zin in. Ik houd me graag vast aan het idee van de Nederlandse wetgeving; ze hebben niet voor niets bepaald dat een kind altijd de mogelijkheid moet hebben om te kunnen achterhalen wie de donor is. Het leek ons ook goed als ons kind later op enig moment meer informatie kan krijgen over wie zo vriendelijk is geweest om ervoor te zorgen dat hij/zij kan leven. Overigens zijn er ook mensen die gaan voor een donor uit Denemarken waar juist wél veel informatie over bekend is, compleet met een opname van de stem en kinderfoto’s, maar dit leek ons naast duur ook nogal onhandig. Dan kan je kind eindelijk de donor ontmoeten, en dan spreek je elkaars taal niet eens…
Een voor ons onbekende donor
De spermabank dus, hoe vervelend dat woord ook klinkt. Gewoon via het ziekenhuis, dus in die zin hoop je dan dat alles een beetje goed en professioneel geregeld is. Geen gedoe met contracten met andere mensen, geen gedoe met dat het nog nodig is om je eigen kind te adopteren.
Eigenlijk waren we er dus vrij snel over uit, want gelukkig bleken we er ook vrijwel hetzelfde over te denken. Uiteindelijk moet je toch kijken naar wat het beste bij je past, omdat dat het beste zal zijn wat je je kind kan bieden. Voor ons was duidelijk dat we het kind met z’n tweeën op wilden voeden. Voor andere mensen kan het duidelijk zijn dat ze hun kind juist een of meerdere vaders willen geven. Iedereen moet daar zijn eigen keuze in maken. Ik ben ervan overtuigd dat het het beste voor je kind is als je hier goed over hebt nagedacht en achter je keuze staat. Als je vindt dat je kind een vader nodig heeft, en vervolgens maak je de keuze om het via een onbekende donor uit Denemarken te doen (of dat je wel in een hetero-relatie zit maar je man loopt vlak voor de geboorte weg), lijkt me de kans veel groter dat een kind een vader gaat missen dan wanneer je van begin af aan bedenkt dat jouw kind twee moeders heeft en dat dat voldoende gaat zijn. Wat voor mij ook hielp, is dat er wetenschappelijk onderzoek is waaruit blijkt dat kinderen met twee moeders het even goed (of zelfs beter) doen dan kinderen uit hetero-gezinnen.
Wat veel mensen een bezwaar vinden aan een donor via het ziekenhuis, is de wachtlijst. Maar wij hadden die wachtlijst ingecalculeerd en hard nodig. Ik wilde die tijd gaan gebruiken om te wennen aan het idee dat ik ooit hopelijk moeder zou mogen worden, en om rijles te nemen en een vaste baan te krijgen. Genoeg te doen dus in de tussentijd.