D.’s nieuwste hobby is dingen in de prullenbak gooien. Stapelgek worden we ervan. Ze mocht al geen speldjes meer in omdat ze die in de prullenbak gooit, maar toen rukte ze gewoon S.’s strik en speldje uit om die weg te gooien. En vandaag heeft ze gewoon een speelgoedblokje in de prullenbak gegooid. Eerst was de vuilniszak verder nogal leeg en schoon, maar die wordt ook steeds voller waardoor het ook een steeds vuiler klusje wordt om te kijken tussen het vette bakpapier en de kwarkfolietjes wat ze nu weer weggegooid heeft. Bah.
Op de crèche heeft D. goed laten horen dat ze van zingen houdt. Toen het tijd was voor het middagslaapje. Luidkeels zong ze ‘Klein blauw autootje.’ Ze hield er wel mee op toen juf J. het vroeg, maar zodra ze weer de deur achter zich dichttrok, zong ze weer vrolijk verder…
D., heel de dag: ‘Ik heb twee mama’s.’
En ook: ‘Mijn mama N.! Mijn mama M.’
Nou nou, zeiden wij, ho ho, ook de mama van S. hè.
D., heel de dag: ‘Mijn mama N.! Ook van S..’
D. weet het precies hoor, hoe een boek werkt en hoe je dan moet lezen: ‘P! T! K! I!’ Ze vindt het samenleesboek dat ik voor S. gehaald heb geweldig, dat het kind de woorden aan de rechterkant moet lezen (aa-p, aap, k-o-p, kop) en de ouder het verhaaltje aan de linkerkant. Het verhaaltje bestaat uit louter eenlettergrepige woorden dus veel vaart zit er niet in, zou je denken, maar toch wil D. ‘m graag lezen. En dan nog een keertje. En nog een keertje. Zij spelt wat willekeurige letters aan de rechterkant, en daarna mag ik het voorlezen, precies zoals het hoort.
Ik begin net met het laatste overleg voor mijn vakantie, een overleg dat behoorlijk ingewikkeld belooft te worden, als N. de kamer binnenstormt. Ze straalt een en al paniek uit en gebaart een stop-teken. Ik zet mezelf op mute en staar haar aan. ‘D. heeft een koortsstuip gehad’, zegt N. ‘Ze hebben de ambulance gebeld, ze is uit een boom gevallen, we moeten er nu heen.’
Ik haal mezelf van mute af en zeg: ‘Sorry ik moet gaan mijn dochter heeft een koortsstuip gehad doei’ en sluit af. We racen naar de crèche. De ambulance staat er al. Als ik D. zie, helemaal verdwaasd om zich heen kijkend terwijl de ambulancemedewerkers haar controleren, barst ik in tranen uit. Ik vind het zo zielig dat ze daar nu is, omringd door mensen die ze niet kent, en dat wij er niet waren. Maar nu zijn we er. Ze weten niet zeker of ze gevallen is, maar juf J. vond haar onder de boom en herkende dat ze een stuip had omdat ze raar naar boven keek. Tegen de tijd dat ze de neusspray paraat had, kwam ze uit zichzelf alweer bij. De ambulancemedewerkers kunnen niets vinden, en overleggen nog met de neurologie of er nader onderzoek moet plaatsvinden. Daar lijkt op dit moment geen reden toe, maar we moeten nog wel naar de huisarts. De huisarts vindt ook geen ‘focus’, maar misschien is het dan blaasontsteking, dus moeten we haar plas opvangen. Eerst laten we D. een lekker middagdutje doen, maar daarna geef ik haar veel te drinken en warempel, met veel pijn en moeite lukt het om D. op het potje te laten plassen. Alleen… blijkt de volgende dag dat die domme doktersassistente het plasje zo hup weggegooid heeft, zonder te checken in het dossier of dat inderdaad al de bedoeling was. We horen dit op vrijdagmiddag half vier, en D. zit een uur lang op het potje, steeds kouder en kouder wordend, zonder enig resultaat. Ondertussen blijft ze koorts houden, dus we geven weer eindeloze hoeveelheden paracetamol.
D., vanuit haar bed: ‘Mama ik ben ziek! Heb koortsstuip!’
Alles om je mama’s naar je bed te lokken hè…
Op zondag krijgt D. vlekjes. Hand-, voet-mondziekte, vermoed ik nu, omdat dat ons neefje J. op de crèche heerst. Op maandag is de koorts weg, en zijn er nog steeds vlekjes, en lukt het haar uiteindelijk om in het potje te plassen zodat ze bij de dokter kunnen constateren dat het geen blaasontsteking is. Ik had het de afgelopen dagen niet kunnen denken, ook vanwege de overstromingen en het hoge water in Limburg (onze bestemming), maar het lijkt er dus toch op dat we vandaag gewoon op vakantie kunnen gaan!