O, dat gezicht van D. als je haar voorleest! Ik heb vaak het idee dat ze minder een boekenwurm is dan S., maar ik denk dat dat vooral komt door haar plaats in het gezin: bij S. hadden we eindeloos veel tijd om haar voor te lezen, en kon zij zichzelf ook niet goed vermaken. Maar D. en S. spelen nu eigenlijk continu samen, dus overdag lees ik D. niet zo veel voor. Maar als je D. voorleest, dan zie je aan haar gezicht hoe ze meeleeft. Regelrechte afschuw als er op het hoofd van Dikkie Dik gepoept wordt, bijvoorbeeld, of een heel angstig gezicht als een kindje z’n moeder kwijt is, of heel verdrietig als Lisa en Jimmy ruzie hebben. Ze is zo expressief, heerlijk om naar te kijken.
Zaterdagochtend, vanuit haar bed, net zo lang tot S. roept dat ze nu echt moet stoppen: ‘Een twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien elf twaalf dertien veertien vijftien zestien zeventien achttien negentien twintig eenentwintig tweeëntwintig vierentwintig vijfentwintig achtentwintig achtig! Eenenachtig tweeënachtig drieënachtig vijfenachtig zestig! Eenenzestig drieënzestig vierenzestig zesenzestig zevenenzestig achtenzestig achtig! Eenenachtig…’
D. heeft weer een koortsstuip gehad. Ik herkende het supersnel deze keer, ineens hing haar hoofd, ze reageerde niet meer, ik riep N., D. ging overgeven, we belden 112, midazolam, ze kwam eruit, stress en paniek en bezorgdheid en verdriet. Ze klaagde over nekpijn, vlak ervoor en ook erna, maar meningitis lijkt het niet te zijn. Net heeft ze weer haar hele bed onder gespuugd. Ik kreeg net langzaamaan weer meer vertrouwen en heb nu vreselijke gedachtes over dat ik het gejinxt heb enzovoorts.
’s Nachts begon D. opnieuw over te geven, pure gal dit keer. Het was moeilijk om weer in slaap te komen. Op een gegeven moment hoorden we een geluid, en ik was al bezig met mezelf gerust te stellen, maar toen N. en ik gingen kijken, zagen we haar stuipend in haar bed liggen. Ik rende naar beneden voor midazolam en 112, stapte mis op de trap maar bezeerde mezelf gelukkig niet. Het duurde echt eindeloos voor ik werd doorverbonden naar 112. Eindeloos voor de ambulance kwam. Toen was ze er gelukkig al uit, de midazolam werkt nu wel heel goed. Maar uiteindelijk moest ze toch naar het ziekenhuis, al had ze daar he-le-maal geen zin in. We gingen zelf met de auto, zodat de ambulance ‘weer inzetbaar’ was. Op de spoedeisende hulp was het gelukkig heel erg rustig, zo vroeg in de ochtend. En toen kreeg ze een kamer op de Panda-afdeling en voelde het allemaal heel vreemd vertrouwd. Gelukkig hoefde ze maar een nachtje te blijven. Toen ik de volgende dag met S. aankwam, scheurde ze rond op een fietsje door de gang. S. sprong achterop, en daar ging ze. Nou, dan weet je dat het wel weer tijd is om naar huis te gaan. Thuis raakte ze natuurlijk vreselijk over haar toeren, wat zwaar was, maar ook daar was ik op voorbereid, dat dat zo zou gaan.
Het was de eerste keer dat ze er twee had in een koortsperiode. En de eerste keer dat het midden in de nacht gebeurde. Niet best allemaal. Maar het waren in elk geval koortsstuipen.
D. op de Eerste Hulp: ‘En daar is een 9. En daar is een 5. Sssssoep is met de -s van S.. Papier is ook met de -s… O nee, papierrrrr, met de -rrrrr.’
Mijn moeder kwam oppassen en vroeg D. het een en ander over het ziekenhuis. D. vertelde dat ze ‘een paar maandjes’ in het ziekenhuis gelegen had. En dat de dokters lekker voor haar gekookt hadden. En dat het helemaal niet leuk was in het ziekenhuis, en hoe ze met een lampje om haar teen had geslapen. Je hart breekt hoor, als ze dat allemaal zo vertelt.
En toen kreeg ze nóg een koortsstuip. S. was op school en kon gelukkig bij haar vrienden terecht. N. ging haar halen en D. keek, nog met de kots in haar haar, naar TikTak. Ze had net lekker geslapen (door de midazolam) en had nog steeds niet echt iets gezegd.
Bij TikTak maakten ze een puzzel met een slak erop. D., ineens helemaal helder: ‘Kijk mama Leen, een slak!’ Ze weet wel dat ik slakken vreselijk vind en zelfs nu wilde ze mij daar nog wel even mee plagen…