S.: ‘Als ik mijn huisje heb, mogen jullie op bezoek komen.’
Ik: ‘O ja, als je later groot bent hè, dan komen we zeker langs!’
Zij: ‘Dan heb ik ook een tafel, en een boven, voor mijn bedje.’
Ik: ‘Ja, lijkt me echt heel leuk om bij jou op visite te komen, ik verheug me er al op.’
Zij, enigszins gealarmeerd: ‘Maar mama, ik ben nog niet groot!’
S.: ‘V. zei: Handje? En ik zei: Ja. En toen hielden we handen vast.’
Het lijkt erop dat S. langzaamaan wat interesse begint te krijgen in het opbouwen van vriendschappen. Ik denk dat de speelleergroep waar ze nu twee keer per week in de ochtenden heen gaat daar ook bij helpt.
Op de crèche was V.’s pleegmoeder weer druk in gesprek met de crècheleidster. Op een gegeven moment vroeg S. aan N. of dat de oma van V. was. Toen N. nee zei, vroeg ze: ‘Heeft V. ook twee mama’s?’
‘Ja’, zei de juf, die de vraag hoorde.
‘Néé!’, dacht N. Op de terugweg probeerde ze het N. maar zo goed en zo kwaad als ze kon uit te leggen dat dat V. een soort hulpmoeder heeft, dat ze niet in hetzelfde huis wonen. Ik vind het zo zielig voor S., heel even dacht ze iemand gevonden te hebben (V. nog wel!) die net als zij ook twee mama’s heeft, en dan bleek het toch weer niet zo te zijn. Maar zelf leek ze er niet erg mee te zitten.