S. is weer beter en we raken allemaal al een klein beetje eraan gewend dat we nu met z’n viertjes een gezin zijn. Iets meer ruimte in mijn hoofd om weer te zien wat een fantastisch kind S. is:
S.: ‘Ik wil ijsjes eten!’
Ik: ‘Als het zomer is. Het is zomer als het lekker warm is en de zon schijnt.’
Ik zie S. naar het stralende weer buiten kijken. Domme opmerking, dus ik
verduidelijk: ‘Zo warm dat je je jas niet aan hoeft.’
S.: ‘Ik wil geen jas aan! Ik wil ijsjes eten!’
Ineens verzint S. allemaal
fantasiewoorden. Het begon ermee dat we samen een liedje hadden: ‘Ma moe ma moe
ma moe, ma moe ma!’ Daar bedacht ze allerlei varianten op: ‘Li la li la li la
la li la’ bijvoorbeeld. Maar daarna zei ze ineens ook ‘moemoe’ in een gesprek,
en beweerde ze tegen N. dat ik wel wist wat een ‘boempa’ was. Ik had geen idee.
En toen bedacht ze dat ze het ook als volgt kon inzetten:
‘Leg die afstandsbediening eens weg!’
‘Is mijn mimi!’
En zo:
‘Geef die pillen eens terug!’
‘Zijn geen pillen, is mijn rammelaar, is mijn… mijn… boep!’
‘Geef die boep terug!’
‘Niet mijn boep afpakken!!!!’
Dat ze zegt: ‘Ik wil haken’ en dat je dan begrijpt dat ze daarmee bedoelt dat ze haar nagels wil vijlen, en dat je weet dat je, naast je eigen vrouw misschien, de enige persoon in de wereld bent die dat begrijpt.