We zijn dan toch eindelijk eens naar mijn moeder geweest. S. vond het hartstikke leuk om bij oma te zijn. Vorige week zijn we ook al naar mijn vader geweest, met z’n tweeën (‘wat is het ver rijden!’). Het is fijn om weer bij familie te zijn, maar na afloop twijfel ik toch, omdat het voor grootouders zo moeilijk blijkt om afstand te houden. S. doet dat steeds ontzettend goed. Terwijl ik overal lees dat het voor peuters niet te doen is. Is S. dan zo slim, of zijn wij dan zo panisch? Ik weet het niet.
Hoewel S. nu weer naar de crèche gaat, is haar vriendschap met Uri ook nog springlevend. Het wisselt een beetje of Uri nu haar vriendin is of haar dochter, maar er wordt in elk geval veel over Uri gepraat. Uri is vier en zit op basisschool de Kameleon, en ze houdt ervan om geduwd te worden op de schommel.
‘O lek!’ zegt S. steeds als ze iets lekker vindt. En: ‘Ik ga even naar de w!’ En: ‘O, eten we pasti?’
Lastig te geloven dat dit hetzelfde kind is dat eerst juist steeds van elk woord alleen de laatste paar klanken uitsprak!
‘Waarom is het morgen Pinksteren? Het was laatst ook al Hemelvaart! Mocht ik ook al niet naar de crèche!’, moppert S.
Wij delen dit gevoel overigens volledig.
Ons gezin wordt intussen in rap tempo uitgebreid. Uri hadden we dus al een tijdje, en daarna kwam baby Zet en daarna Bè (vriendje/tweelingbroer van Uri) en nu zijn ook nog de baby’s Hik, Fietje en Aap geboren!