Kinderwens

      Reacties uitgeschakeld voor Kinderwens

Toen ik een jaar of zes was, wilde ik kinderen. Nog niet op dat moment natuurlijk, maar als ik later groot zou zijn. Twee stuks, een jongen van zes die ik Pieter zou noemen en een meisje van vier dat Lieke zou heten. Over die namen had ik erg goed nagedacht. Over de rest niet.

Vanaf een jaar of tien verkondigde ik dat ik later geen kinderen wilde, omdat ik bang voor ze was. Dat klopte, maar omdat er weinig is waar ik niet bang voor ben, was dat niet de hoofdreden. De hoofdreden was iets wat ik op dat moment nog niet kon benoemen, maar het had iets te maken met de context waarin de meeste mensen kinderen krijgen. Ik kon mij niet voorstellen dat ik ooit een relatie zou hebben met een man. Daaruit concludeerde ik dat ik geen kinderen zou kunnen hebben, en dan was het wel zo handig als ik mezelf ervan kon overtuigen dat ik ze toch al niet wilde. Wat niet zo’n grote opgave was. Ik hoefde enkel te denken aan snottebellen en poepluiers en elke prille kinderwens verdween als sneeuw voor de zon.

Dat veranderde toen ik een relatie met N. kreeg, die toen al wist dat ze later kinderen zou willen, en ik doorkreeg dat er ook vrouwenstellen met kinderen bestonden. Ineens werd het een optie, een mogelijkheid voor de toekomst, iets waarover nagedacht kon worden.

In die tijd hadden we een oppaskindje, L.. Het was vooral N.’s oppaskindje, want N.’s moeder had aan de ouders van L. voorgesteld dat wij wel konden oppassen, en N. deed alle moeilijke dingen zoals L. optillen, verkleden, verschonen en in bed leggen. Ik stond erbij en keek ernaar. Voordat L. naar bed ging, moest er echter natuurlijk ook voorgelezen worden, en dat deden we samen. L. zat tussen ons in en keek geïnteresseerd naar het boek. Zijn lichte blonde haren zagen er zo glad en lief uit dat ik ze wel even aan móést raken. Op dat moment kwam het besef op dat ik ook ooit een kind zou willen. Niet alleen om een naam te geven, maar om op te voeden en van te houden.

Follow my blog with Bloglovin