Net als ik een heel nieuw gevoel ervaar, het gevoel dat ze van mij wel zou mogen komen, word ik ziek, zelfs zo ziek dat ik niet naar mijn werk kan. Ik kan nog maar twee dingen: overgeven en slapen. Pfff.
Een paar dagen later ben ik weer beter. Op mijn werk is het zo druk, té druk, dat de baby van mij wel mag komen, want dan hoef ik in elk geval twee weken even niet aan mijn werk te denken, heb ik even iets anders aan mijn hoofd. N. denkt daar anders over, die is heerlijk van haar verlof aan het genieten en hoopt dat de baby nog even op zich laat wachten.
Iedereen op mijn werk lijkt ervan uit te gaan dat ik er maandag niet zal zijn, omdat dan de uitgerekende datum is. Inmiddels is er ook vanaf dan voor twee dagen in de week vervanging van mij geregeld, wat wel een opluchting is. Zo kan ik met een iets geruster hart er twee weken niet zijn.
’s Avonds denk ik: ‘Dit is de laatste keer dat ik onder de douche sta en mijn haar was terwijl ik nog geen moeder ben.’ Een gekke gedachte, denk ik er achteraan. Het zou zomaar nog eens twee weken kunnen duren. Voor we gaan slapen zeg ik tegen N.’s buik: ‘Je mag nu wel komen hoor, baby!’
Nog geen uur later beginnen de weeën en ongeveer 22 uur later wordt S. geboren. Onze dochter.